Vitamine B11 (Foliumzuur)
De naam foliumzuur (we hebben het eigenlijk nooit over vitamine B11) is afkomstig van het Latijnse woord “folium”, dat blad betekent. Foliumzuur komt in hoge concentraties voor in groene bladgroentes, waaruit de stof voor het eerst werd geïsoleerd. In het begin van de 19e eeuw was foliumzuur ook bekend onder de naam vitamine M, omdat de effecten van tekorten van deze stof bij resusaapjes (Macacus rhesus) waren bestudeerd. Chemisch is foliumzuur een aan glutaminezuur (één van de aminozuren) verwante stof, genaamd pteroylglutaminezuur.
Structuurformule vitamine B11 (Foliumzuur).
Vitamine B11 en ons lichaam
Vitamine B11 (foliumzuur) speelt een belangrijke rol bij de celdeling, met name die van de rode bloedcellen en cellen van het afweersysteem. Zonder foliumzuur kunnen cellen zich niet goed delen. Samen met vitamine B12 is foliumzuur betrokken bij de vorming van het erfelijke materiaal DNA en RNA en is daarmee een belangrijke schakel bij de groei en weefselvorming. Foliumzuur vormt het co-enzym waardoor het lichaam in staat is uit methionine het semi-essentiële aminozuur cysteïne aan te maken. Daarnaast speelt foliumzuur een belangrijke rol bij het hergebruik van methionine. Methionine op haar beurt is weer nodig voor de aanmaak van de stof choline die zorg draagt voor de overdracht van prikkels tussen de zenuwcellen.
Ondanks dat foliumzuur in grote hoeveelheden in alle bladgroenten voorkomt, komen ziekteverschijnselen als gevolg van een tekort aan foliumzuur wijdverbreid voor. Tekorten aan foliumzuur hebben een nadelige invloed op alle lichaamscellen, maar het meest op cellen die zich snel delen en een korte levensduur hebben, zoals rode bloedcellen, cellen van het maagdarmkanaal en het groeiweefsel. Tekorten veroorzaken een bepaalde vorm van bloedarmoede (macrocytaire anemie) gekenmerkt door vergroting van de rode bloedcellen. Andere symptomen veroorzaakt door een tekort aan foliumzuur zijn gebrek aan eetlust, vermoeidheid en ontstekingen aan het slijmvlies van de dunne darm (diarree).
Het lichaam houdt een kleine reservevoorraad aan van 5-15 mg foliumzuur opgeslagen in de lever. Het teveel wordt met de urine en de feces uit het lichaam verwijderd.
Vitamine B11 en onze voeding
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) foliumzuur voor een volwassene bedraagt 200-300 microgram. De bacteriën in onze dunne darm zijn ook in staat kleine hoeveelheden foliumzuur aan te maken en dragen daarmee hun steentje bij aan onze dagelijkse behoefte.
Ook voor foliumzuur geldt dat bij een normale gevarieerde voeding, waar bladgroenten, aardappelen en fruit een deel van uit horen te maken, tekorten niet zullen ontstaan. Door de huidige verschuiving van ons voedingspatroon, waarin verse groenten steeds meer terrein moeten prijsgeven, zijn tekorten aan foliumzuur een reëel risico. Zwangere vrouwen lopen daarbij een verhoogd risico.
De hoogste concentraties foliumzuur vindt men in groene bladgroenten als spinazie en koolsoorten (boerenkool, broccoli). Verder zijn groene asperges, aardappelen, sinaasappelen, noten en zalm goede bronnen van foliumzuur. Vlees en vleesproducten bevatten met uitzondering van lever geen foliumzuur. Foliumzuur is een zeer instabiel vitamine en wordt door koken en bij intensieve industriële voedselbereiding grotendeels vernietigd.