Voedingsmiddelen met een speciale functie
Producenten van voedingsmiddelen zijn continu op zoek naar manieren om in te spelen op de steeds veranderende wensen van de consument. Daarnaast schept de markt ook zelf behoeftes bij de consument om hun producten te kunnen afzetten. Naast gemak wordt gezondheid een steeds belangrijker aspect van de voeding. De consument wordt zich steeds meer bewust van het effect van zijn eetgedrag op zijn gezondheid en gaat leefstijl en eetgedrag veranderen. Wat vinden consumenten nu zelf van deze nieuwe categorie producten en waarom zijn deze voedingsmiddelen zo aantrekkelijk voor de consument. Consumenten accepteren functionele voedingsmiddelen geenszins als vanzelfsprekend of onvermijdelijk. Wat de consument het meeste aanspreekt is de gezondheidsclaim. Functionele voedingsmiddelen verhouden zich positief tot de tendens onder zelfbewuste mensen om zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van hun leven. Zelfmedicatie is hier een vertaling van. Functionele voedingsmiddelen sluiten naadloos aan bij de behoefte van consumenten om zelf bij te dragen aan de kwaliteit van hun leven. Hierbij spelen de toename van welvaart en vrije tijd en de zucht naar gemak een belangrijke rol, maar ook de zich steeds uitbreidende kennis over voeding en voedingsstoffen.
Deze kennis wordt meer en meer door voorlichtende artikelen en programma’s in de media en door reclame onder de aandacht van de consument gebracht. Functionele voedingsmiddelen liften op deze trend mee, zoals Yakult of “Energy Drinks” (sportdranken) al bewijzen. Het is immers wel zo makkelijk wanneer de gewenste aanvulling of toevoeging op het reguliere voedingspatroon eenvoudig en snel kan worden genuttigd en nauwelijks of geen aanpassing van het voedingspatroon vraagt. Functionele voedingsmiddelen zijn in het bijzonder gericht op de gezondheid van de consument, het gaat per definitie om voedingsmiddelen met een gezondheidsbevorderende werking. Men zal proberen meer uit zijn voeding te halen. Door de voortschrijdende kennis over voeding en haar effect op de gezondheid is er de laatste decennia steeds meer inzicht gekomen in de relatie tussen de aan- of afwezigheid van bepaalde stoffen in voedingsmiddelen en het vóórkomen van bepaalde welvaartsziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en vetzucht (obesitas).
De consument gaat er steeds meer vanuit dat bepaalde voedingsmiddelen een actieve rol spelen bij lichaamsprocessen, doordat zij stoffen bevatten die een bijdrage leveren aan de gezondheid of het voorkómen van bovengenoemde ziekten. Dergelijke voedingsmiddelen worden ook wel “functionele voedingsmiddelen” (functional foods) genoemd. Een voorbeeld daarvan is het gebruik van voedingsmiddelen met een hoog gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren, wat leidt tot een verlaging van het cholesterolgehalte van het bloed. Het gaat hierbij om voedingsmiddelen met een gezondheidsvoordeel. Het voedingsmiddel bevat naast de “gewone” voedingsstoffen ook andere ingrediënten waaraan gezondheidsbevorderende eigenschappen worden toegeschreven.
Onderverdeling functionele voedingsmiddelen.
Prebiotica.
Prebiotische voedingsmiddelen bevatten stoffen (meestal voedingsvezels) die op een natuurlijke manier bijdragen aan een gezonde darmflora. Ze worden geacht de werking van de bacteriën in de dikke darm te stimuleren. Ze bevorderen de groei en/of activiteit van bepaalde bacteriesoorten (met name bifido- en melkzuurbacteriën) in de dikke darm. Daarnaast hebben prebiotica een gunstig effect op het metabolisme in de darm, waarbij de fermentatie (omzetting) van koolhydraten wordt gestimuleerd ten kost van de fermentatie van eiwitten. Bij de fermentatie van eiwitten in de dikke darm ontstaan vaak schadelijke afbraakproducten, zoals H2S (“rotte eieren geur”), methaan, ammonia, amines, phenolen en indolen. Al deze stoffen verhogen de zuurgraad van de darminhoud en irriteren de darmwandcellen. In hoge concentraties hebben deze stoffen een negatief effect op het immuunsysteem.
Twee belangrijke effecten worden toegeschreven aan prebiotica. Prebiotica verminderen de klacht van obstipatie. De gevormde gassen en zuren bij de koolhydraatfermentatie bevorderen de darmperistaltiek en trekken water aan, waardoor de darminhoud soepeler wordt. Op die manier wordt de doorlooptijd van de darminhoud verkort. De gevormde zuren verlagen de zuurgraad van de darm. De lage zuurgraad werkt tevens remmend op de groei van ziekteverwekkende bacteriën en helpt op die manier de darmflora te herstellen.
Van de meeste groenten, fruit, peulvruchten en graanproducten gaat een prebiotische werking uit. Een voorbeeld is Vitaalbrood waaraan het prebioticum inuline (een voedingsvezel geïsoleerd uit de cichoreiwortel) is toegevoegd om de darmfunctie te ondersteunen. Tegenwoordig zijn veel prebiotica ook verkrijgbaar als voedingssupplement bij de drogist in de vorm van pillen, poeders of drankjes met een van de volgende werkzame stoffen: inuline, fructo- en galacto-oligosachariden en pectines. Bij een gezonde en gevarieerde voeding krijg je van nature dagelijks gemiddeld 5 – 10 gram prebiotica binnen. Het risico van commerciële prebiotica innemen als supplement is dat je goed moet opletten op de hoeveelheid. Bij grotere hoeveelheden kun je last krijgen van krampen, winderigheid en diarree. Soms wordt door fabrikanten geclaimd dat ze selectief werken en de groei van specifieke bacteriesoorten (bifido- en melkzuurbacteriën) bevorderen. Wetenschappelijk zijn hier geen bewijzen voor en prebiotica hebben een positief effect op tal van bacerisoorten. Natuurlijke bronnen van prebiotica:
Probiotica
Probiotische voedingsmiddelen bevatten cultures van micro-organismen die mogelijk een positieve invloed hebben op de gezondheid door hun activiteit in de darm. Probiotica zijn belangrijke bestanddelen van veel functionele voedingsmiddelen. Vermoedens van positieve effecten van melkzuurbacteriën op de gezondheid dateren al van het begin van de vorige eeuw. De Russische professor en microbioloog Elie Metchnikoff (1845 – 1916) van het Pasteur Instituut in Parijs vermoedde een verband tussen de hoge consumptie van yoghurt en de hoge ouderdom van de mensen uit zijn geboortestreek.
Als microbioloog deed hij onderzoek naar melkzuurbacteriën in yoghurt en identificeerde als eerste de twee bacteriesoorten, die verantwoordelijk waren voor de productie van yoghurt. Metschnikoff beweerde dat deze melkzuurbacteriën de maag konden passeren en in de dikke darm de groei van rottingsbacteriën afremde met als gevolg minder schadelijke rottingsproducten in de dikke darm die gezondheidsproblemen zouden kunnen veroorzaken. Ook de Rotterdamse scheikundige en bacterioloog dr. M. Wagenaar schreef in zijn “Encyclopaedie voor Voedings- en Genotmiddelen” uit 1947 al: “De bacillen zelf hebben een byzonderen invloed op de flora in de darmen, speciaal in den dikken darm. Ze worden in het lichaam niet gedood, zoodat ze hun werking in de darmen kunnen voortzetten”. Hij noemde yoghurt: “Het conserveermiddel tegen ouderdom”, terwijl anderen het hadden over “The elixer of life”. Waterdichte bewijzen voor deze theorie konden niet worden geleverd en andere wetenschappers wezen op het feit dat melkzuurbacteriën de vijandige omgeving van de maag met een hoog zoutzuurgehalte niet zouden kunnen overleven.
Aan het einde van de twintigste eeuw werden voedingswetenschappers echter steeds enthousiaster en kwamen er steeds meer aanwijzingen dat sommige stammen van melkzuurbacteriën inderdaad het vijandige milieu van de maag konden overleven. Eenmaal aangekomen in onze darmen herstellen ze een eventuele onbalans in de aanwezige darmflora en dragen op die manier bij aan een gezonde darmflora. De meeste ernstige gezondheidsstoornissen gaan bijna altijd samen met een aantasting van de darmflora en daardoor slecht functioneren van de darmen. Een gezonde darmflora is een vereiste voor een gezond leven. Men ging steeds meer geloven in de mogelijkheden van het gebruik van sommige stammen van melkzuurbacteriën als het antwoord op het hoge medicijngebruik. Deze groep van producten, meestal op zuivelbasis, bevatten levende micro-organismen die in staat zijn het agressieve maagzuur te overleven, in de darm terecht komen en daar de van nature aanwezige darmflora ondersteunen in haar functie.
Het meest bekende probiotische voedingsmiddel dat op dit principe berust is het Japanse zuiveldrankje Yakult dat in 1994 op de Nederlandse markt werd geïntroduceerd. Yakult is een gefermenteerde zuiveldrank die volgens opgave van de fabrikant meer dan 100 miljoen levende bacteriën bevat per ml (of 6,5 miljard bacteriën per flesje). In 1935 cultiveerde de Japanse wetenschapper en arts dr. Minoru Shirota de melkzuurbacterie Lactobacillus caseï en gebruikte deze voor de behandeling van patiënten met chronische diarree. De behandeling had succes en hij noemde de door hem gekweekte en gecultiveerde melkzuurbacterie: Lactobacillus caseï Shirota (LCS). Volgens de fabrikant stimuleert de bacterie de darmbeweging en door de productie van melkzuur door deze bacterie worden schadelijke bacteriën in de darm onschadelijk gemaakt. Al snel volgden de grote Nederlandse en Franse zuivelfabrikanten met soortgelijke zuivelproducten op yoghurt- en kwarkbasis met door de eigen researchlaboratoria ontwikkelde bacteriestammen. Actimel is het antwoord van concurrent Danone en bevat de geïsoleerde melkzuurbacterie Lactobacillus caseï Imunitas (LC1), die ook in staat is de agressieve maagsappen te overleven. Vifit is de Nederlandse variant van producent Mona met naast de Lactobacillus caseï Goldin en Gorbach, ook de bacteriestammen Lactobacillus rhamnosus (LGG) en Bifidobacterium lactis, waardoor het meer lijkt op een echte yoghurtdrank in plaats van een voedingssupplement, zoals Yakult.
Producten als Biogarde, Fysiq, Yomild zijn yoghurtachtige producten die in tegenstelling tot yoghurt met een ander zuursel zijn vervaardigd. De samenstelling van het zuursel verschilt per fabrikant en bevat meestal de volgende de melkzuurbacteriën: Streptococcus thermophilus, Lactobacillus bulgaricus, Lactobacillus acidophilus en Bifidobacterium-soorten. De betekenis van bifido-bacterien voor een gezonde darmflora en dus onze gezondheid is alom bekend. Bij onderzoek van met door moedermelk gevoede baby’s bleek dat al na enkele dagen het aantal Bifido-bacterien in het darmstelsel was opgelopen tot enorme aantallen (10 miljoen tot 10 miljard bacteriën per gram, gemeten in de feces). Door de azijnzuurproductie verlagen ze de pH in de dikke darm en remmen daarmee de ontwikkeling van schadelijke bacteriën af. Het melkzuur dat door de bacteriesoorten Streptococcus thermophilus en Lactobacillus acidophilus bij de afbraak van melksuiker (lactose) wordt geproduceerd, is hoofdzakelijk rechtsdraaiend. Rechtsdraaiend melkzuur wordt ook door het lichaam gevormd bij zware spierarbeid en kan door het lichaam zelf worden afgebroken. Rechtsdraaiend melkzuur zou daarom beter te verteren zijn. Vroeger dacht men dat linksdraaiend melkzuur in het geheel niet door het lichaam kon worden afgebroken. Nu weet men dat linksdraaiend melkzuur ook door het lichaam kan worden afgebroken, zei het veel langzamer en voor het grootste deel nog ongewijzigd via de urine wordt uitgescheiden. Evenals voor yoghurt geldt ook voor dit soort yoghurtachtige producten dat bijna alle lactose is omgezet, waardoor mensen met een lactose-intolerantie deze producten beter kunnen verdragen. Aan sommige van deze producten worden ook nog extra vitamines en voedingsvezel toegevoegd.
Natuurlijke bronnen voor probiotica zijn gefermenteerde producten als:
Rechtsdraaiend en linksdraaiend, wat is dat?
De begrippen rechtsdraaiend en linksdraaiend hebben te maken met de breking van het licht dat valt op de moleculen op dezelfde manier als het licht gebroken wordt op het grensvlak lucht en water. Rechtsdraaiend betekent niets anders dan dat als er gepolariseerd licht op het molecuul valt deze naar rechts wordt afgebogen, terwijl bij linksdraaiend melkzuur het gepolariseerde licht naar links wordt afgebogen. Chemisch zijn de twee soorten melkzuur exact hetzelfde; ze verschillen qua structuur echter van elkaar zoals een rechterschoen verschilt van de linkerschoen (zie tekening).
Nutraceuticals
Dit zijn functionele voedingsmiddelen met een medische claim. De middelen kunnen worden gebruikt bij het behandelen of het voorkomen van een ziekte. Nutraceuticals verwijzen veelal specifiek naar voedingssupplementen, maar soms ook naar zowel supplementen als functionele voedingsmiddelen. Een ingrediënt is alleen ‘functioneel’ als het behoort tot een voedingsmiddel dat gegeten wordt als onderdeel van het normale, aanbevolen en uitgebalanceerde voedingspatroon. Voor nutraceuticals hoeft dit niet het geval te zijn. Dit betreft een duidelijk onderscheid tussen functionele voedingsmiddelen en nutraceuticals. In dit verband is een margarine waaraan plantensterolen zijn toegevoegd een functioneel voedingsmiddel en moet een visolie-capsule met een hoog gehalte aan omega-3-vetzuren gerekend worden tot een nutraceutical.
Health foods
Health foods is een ander verwant begrip. Deze term verwijst naar voedingsmiddelen met een al of niet opzettelijk bijzonder of alternatief imago, zoals reformvoeding, natuurvoeding en speciale sportvoeding. Anders dan functionele voedingsmiddelen zijn health foods niet in de eerste plaats op alle consumenten gericht, maar op specifieke doelgroepen en hoeven dan ook niet te lijken op de gangbare voedingsmiddelen.
Novel foods
Novel foods zijn “nieuwe” voedingsmiddelen waaraan in het productieproces genetisch gemodificeerde organismen worden gebruikt, ofwel voedingsmiddelen die zelf geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde organismen.
Functionele voedingsmiddelen en de consument
In diverse onderzoeken komt naar voren dat consumenten wantrouwend staan ten opzichte van de werkzaamheid en effectiviteit van gezondheidsbevorderende levensmiddelen.
Fabrikanten worden niet altijd en automatisch op hun woord geloofd door de veelal kritische consumenten. De voedingsmiddelenindustrie moet in zijn algemeenheid opboksen tegen een negatief imago dat ook hierbij een rol speelt. Functionele voedingsmiddelen als exponent van de technologiesering van de voedingsmiddelenproductie en internationalisering van de voedingsmarkt, roepen op zichzelf weerstand op. Deze zou kunnen worden verkleind indien consumenten in ruime mate met functionele voedingsmiddelen vertrouwd raken en uit eigen ervaring merken dat gezondheidsclaims worden waargemaakt. Nu is het tegendeel vaak eerder het geval: consumenten zijn doorgaans slecht bekend met deze categorie producten.
Een eenduidige en heldere omschrijving wordt dan ook van groot belang geacht voor de acceptatie door de consument. Een belangrijk minpunt komt voort uit de moderne biotechnologie (met zijn vaak genetisch gemodificeerde producten) die het pad van functionele voedingsmiddelen kruist. De ontwikkeling van gezondheidsbevorderende voeding met behulp van moderne biotechnologie, doet het gebruik van functionele voedingsmiddelen stuiten op emotionele bezwaren van consumenten die tegen de moderne biotechnologie zijn. De meeste consumenten laten zich bij aankoop van voedingsmiddelen voor een belangrijk deel leiden door de prijs. Functionele voedingsmiddelen worden op de markt gezet met een claim dat het product op langere termijn goed is voor de gezondheid van de consument. Wanneer deze duurder zijn dan de oude en vertrouwde producten, zullen veel consumenten het directe effect van de lagere kosten laten prevaleren boven de indirecte gezondheidsbaten op langere termijn.
De toegevoegde waarde van deze nieuwe producten is essentieel voor hun marktsucces. Veel mensen in de voedingsmiddelenindustrie waren van mening dat functionele voedingsmiddelen een tijdelijke rage waren toen het fenomeen opdook in Japan (Yakult). Tegenwoordig beseft men echter hoe belangrijk dit nieuwe segment is en is er weinig twijfel. Functionele voedingsmiddelen zijn er om te blijven. Voeding met gezondheidsvoordelen zullen een belangrijke bijdrage leveren aan een nieuwe golf van productlanceringen in de 21e eeuw.
Maar wees gewaarschuwd. De werking van deze producten zijn echter vaak twijfelachtig. Wetenschappelijke studies naar deze producten zijn vaak niet uitgevoerd, er worden niet bestaande bacterienamen genoemd en vaak, blijkt uit onderzoek, dat er in een probiotisch product zelfs geen levende bacteriën worden aangetroffen. Bestudeer het etiket en als je het niet vertrouwt, neem contact op met de producent voor meer informatie en laat je niet misleiden door allerlei reclamepraatjes. In dit artikel zijn de officiële bacterienamen genoemd en ook de genoemde producten voldoen aan de gestelde eisen.
Functionele voedingsmiddelen en de voedingsmiddelenindustrie
De markt wordt momenteel overspoeld met voedingsmiddelen waarvan door producenten geclaimd wordt dat ze een positief gezondheidseffect hebben. Voorbeelden zijn producten met extra toevoegingen zoals vitamines, calcium, ijzer, eiwitten, aminozuren, vetzuren, plantensterolen of micro-organismen. Uit andere functionele voedingsmiddelen zijn juist voedingsstoffen verwijderd, zoals verzadigde vetten uit dieetmargarine. Het verrijken van voedingsmiddelen is niet iets van deze tijd, maar wordt al toegepast sinds de opkomst van de voedingswetenschap en de gezondheidsleer. Keukenzout verrijkt met jodium, margarine verrijkt met vitamine A en vitamine D of het verwijderen van vet uit melk (halfvolle melk) wordt al vele decennia lang gedaan. Bij de bespreking van de verschillende functionele voedingsmiddelen hebben we ons beperkt tot die producten die courant voorkomen in onze dagelijkse voeding en waarvan wetenschappelijk onderzoek de betrouwbaarheid van het gezondheidsbevorderende effect voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Plantaardige sterolen.
Wetenschappelijk onderzoek toonde regelmatig een verband aan tussen de consumptie van groente en fruit en een verminderde kans op hart- en vaatziekten. Bij onderzoek naar de omstandigheid welke componenten hiervoor nu precies verantwoordelijk waren, stuitte men onder andere op de aanwezigheid van plantensterolen en plantenstanolen. Deze stoffen lijken qua chemische structuur sterk op het dierlijke cholesterol. De belangrijkste plantensterolen zijn sitosterol, stigmasterol, campesterol en brassicasterol. De belangrijkste plantenstanol is sitostanol. Sinds de jaren vijftig wist men uit onderzoek met kippen dat plantensterolen het cholesterolgehalte bij kippen verlaagde. De toevoeging van sitosterol aan het kippenvoer remde de opname van cholesterol in de dunne darm. Het blokkeert niet alleen de opname van cholesterol uit de voeding, maar ook het cholesterol dat via de gal en de lever in de darm terecht komt. Er wordt dus meer cholesterol direct uit het lichaam verwijderd. De plantensterolen zelf worden ook niet in de darmen opgenomen, maar direct via de ontlasting uitgescheiden.
Het was dr. Tatu Miettinen van de Universiteit van Helsinki die eind jaren tachtig op het idee kwam deze plantensterolen aan voedingsmiddelen toe te voegen naar aanleiding van een studie naar het Finse voedingspatroon dat aantoonde dat meer dan de helft van vooral de Finse mannen een te hoog cholesterolgehalte heeft. Het aantal hart- en vaatziekten onder Finse mannen was dan ook zeer hoog. Vette plantaardige producten zoals noten en bonen hebben hoge gehaltes aan plantensterolen. De moeilijkheid was echter deze technisch en op een economisch verantwoorde manier te winnen. De Finse voedingsmiddelenindustrie pakte dit op en ontwikkelde methoden om deze stoffen te winnen. Na uitgebreid onderzoek ging men eind 1995 over tot het toevoegen van plantensterolen (stanolesters) aan smeervetten (Benecol) en toen begon de wereldwijde opmars van plantensterolen in voedingsvetten. Het Nederlandse Unilever, met zijn jarenlange ervaring met margarines rijk aan onverzadigde vetten kon niet achterblijven en ontwikkelde Becel (een afkorting van Blood Cholesterol Lowering). Pro-activ, een smeerbare plantaardige margarine verrijkt met plantensterolen die eind 2000 op de Nederlandse markt werd geïntroduceerd. Dat het even duurde voordat het op de markt kwam, komt omdat dit nieuwe product de strenge procedures volgens de nieuwe EU-wetgeving voor Novel Foods moest ondergaan. Ook de zuivelgigant Campina wilde mee in deze wedloop van gezonde producten en ontwikkelde een yoghurt (Vifit Choless Control) met plantensterolen.
Omega-3-vetzuren.
De belangstelling voor deze vetzuren werd gewekt in de jaren zestig toen een studie onder de bevolking van Kreta aan het licht bracht dat de mannelijke bevolking van Kreta gezonder was dan alle overige inwoners uit de andere landen die bij het onderzoek waren betrokken. De sterftecijfers aan hart- en vaatziekten waren nagenoeg nihil, ondanks de relatief vette voeding (olijfolie, vette vis). Twintig jaar en vele onderzoekingen later kwam men tot het inzicht dat een belangrijk verschil in het voedingspatroon van de Kretenzers in vergelijking met de rest van de wereld het gehalte aan omega-3-vetzuren was. Deze vetzuren komen veel voor in vette vis en de daar in het wild groeiende bladgroenten (bijvoorbeeld postelein) die een belangrijk deel uitmaakte van hun dagelijkse voeding. Dit in tegenstelling tot de voeding van grote delen van de Westerse bevolking waarin relatief weinig omega-3-vetzuren vóórkomen. Tijdens een workshop van de European Academy of Nutritional Sciences kwamen wetenschappers uit diverse landen tot de conclusie dat er voldoende wetenschappelijk bewijs aanwezig is om te stellen dat de consumptie van voedingsmiddelen (vette vis, visolie) met een hoog gehalte aan omega-3-vetzuren het risico van hart- en vaatziekten vermindert. Er zijn nog niet veel toepassingen van omega-3-vetzuren in functionele voedingsmiddelen. Sommige bakkers hebben hun brood verrijkt met visolie (vetzuren uit vis), het zogenoemde O’mega-brood. Daarnaast zijn er visolie-capsules op de markt. De doelgroep voor voedingsmiddelen verrijkt met omega-3-vetzuren is niet zo groot, omdat door het regelmatig eten van (vette) vis men voldoende van deze vetzuren binnen krijgt. Hierop is dan ook het advies van het Voedingscentrum gebaseerd om liefst tweemaal per week (vette) vis (bijvoorbeeld haring, makreel of sardines) te eten.
Calcium.
Calcium is in eerste instantie nodig voor de aanmaak en het herstel van onze botten, daarnaast zijn er aanwijzingen dat calcium een bijdrage kan leveren aan de verlaging van de bloeddruk en ter bestrijding van bepaalde soorten kanker. Het is belangrijk dat het calcium dat we via onze voeding innemen ook daadwerkelijk door onze darmen kan worden opgenomen. In veel voedingsmiddelen is calcium zodanig gebonden dat het niet door onze darmen kan worden opgenomen. Het Voedingscentrum adviseert een dagelijkse inname van calcium tussen 800 – 1100 mg per dag voor volwassenen. Een belangrijke bron van calcium zijn zuivelproducten, maar zelfs in Nederland waar meer zuivelproducten worden geconsumeerd dan in de ons omringende landen, wordt deze norm vaak niet gehaald.
Een reden voor de voedingsmiddelenindustrie om met calcium verrijkte voedingsmiddelen op de markt te brengen. Het is daarbij van belang dat calcium wordt toegevoegd in een vorm die goed door de darmen kan worden opgenomen. Dit is meestal in de vorm van een calciumsupplement. Lactoval en Puracal zijn de meest gebruikte calciumsupplementen. Lactoval is een natuurlijke complexverbinding van calcium die in melk voorkomt en wordt toegepast in zuiveldranken. Puracal is een goed oplosbaar calciumlactaat dat zeer geschikt is om daar vruchtensappen, kindervoeding, sportdranken en zuiverproducten mee te verrijken.
Functionele voedingsmiddelen en de wet.
Door de enorm snelle ontwikkeling van functionele voedingsmiddelen, die de laatste jaren plaatsvindt, is het bedrijfsleven genoodzaakt veel aandacht te besteden aan de ontwikkeling van dergelijke producten. De consumenten zijn meer en meer geïnteresseerd in de gezondheidsaspecten van onze voeding. Niemand staat meer stil bij de toevoeging van de vitamines A en D aan de margarines en van jodium aan brood en zout. Dergelijke aanpassingen kunnen als doel hebben de algemene gezondheidstoestand in stand te houden of te verbeteren, risicofactoren te beïnvloeden of specifieke ziekten te voorkomen. Fabrikanten van functionele voedingsmiddelen zullen op de verpakking van hun producten en in de reclame graag de positieve effecten van deze producten willen aangeven. Wanneer aan een product een stof is toegevoegd die bijvoorbeeld het cholesterolgehalte in het bloed verlaagt, dan zal de producent daar graag de nadruk op leggen, een gezondheidsclaim genoemd. Naast gezondheidsclaims worden ook zogenoemde beschrijvende claims (bijvoorbeeld “rijk aan vitamine C” of “glutenvrij”) of gebruikersclaims (bijvoorbeeld “geschikt voor vegetariërs” of “sportdrank”) gehanteerd. Medische claims dat wil zeggen “het toeschrijven van eigenschappen inzake het voorkómen, behandelen of genezen van een ziekte” zijn volgens de Nederlandse Warenwet op voedingsmiddelen verboden. Producten met een medische claim vallen per definitie onder de Wet op de Geneesmiddelen. De grens tussen een medische claim en een gezondheidsclaim is echter vaag en fabrikanten zullen in het aanprijzen van hun producten hier maar al te graag gebruik van maken. Belangrijk daarbij is de algemene eis bij het aanprijzen van voedingsmiddelen dat deze de consument niet mogen misleiden.
De Warenwet kent een groot aantal besluiten, die enerzijds algemene bepalingen bevatten, zoals voorschriften voor een correcte etikettering van voedingsmiddelen en het gebruik van additieven, en anderzijds meer specifieke bepalingen. Het gebruik van gezondheidsclaims in relatie tot functionele voedingsmiddelen leidt vaak tot discussie. Een gezondheidsclaim is een bewering op het etiket dat het product een positieve uitwerking heeft op bepaalde lichaamsfuncties. Bij dergelijke claims zijn twee aspecten van belang. Ze mogen, zoals we eerder zagen, geen medisch karakter hebben en ze moeten waar zijn.
Eind 2006 werd eindelijk door de EU de Europese Verordening gepubliceerd die regels stelt aan voedings- en gezondheidsclaims (EU-verordening 1924/2006). Er worden twee soorten claims onderscheiden:
- Voedingsclaims zijn claims die aangeven wat er in een voedingsmiddel zit zoals: “dit product bevat calcium” of “dit product is rijk aan, een bron van, light, vetvrij, vetarm, weinig calorieën, enz, enz”. De verordening stelt duidelijke voorwaarden voor het gebruik van deze claims.
- Gezondheidsclaim zijn claims die aangeven wat een voedingsmiddel doet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen claims die gebaseerd zijn op algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis zoals: “dit product bevat calcium; calcium bevordert de ontwikkeling van sterke botten” en claims die gebaseerd zijn op nieuw wetenschappelijk bewijs zoals: “dit product bevat plantensterolen; plantensterolen verlagen het cholesterolgehalte”.
Belangrijk aspect van deze verordening is dat de gezondheidsclaim berust op wetenschappelijk onderzoek en moet worden getoetst door een panel van onafhankelijke deskundigen. Aan het onderzoek zijn strenge voorwaarden verbonden: zo moet dit zijn uitgevoerd met het volledige product en niet alleen met het werkzame bestanddeel en er moet voor de gebruikers een duidelijk gezondheidsvoordeel zijn bij gebruik van normale hoeveelheden van dit product. Het moet dus niet zo zijn dat men een half pakje margarine per dag zou moeten eten om het gewenste cholesterolverlagende effect te krijgen. De beoordeling van de veiligheid van een voedingsmiddel wordt geregeld in de Europese Novel Food Verordening (nr.258/97) en het Nederlandse Warenwetbesluit Nieuwe Voedingsmiddelen (laatst gewijzigd augustus 2006). De Europese verordening, waarnaar in het Nederlandse Warenwetbesluit wordt verwezen, zegt dat een fabrikant bij het op de markt brengen van een “nieuw” voedingsmiddel dat “fundamenteel afwijkt van een reeds bestaand product” moet aantonen dat er voldoende veiligheidsonderzoek volgens de gangbare normen is uitgevoerd. De term “fundamenteel afwijkt” laat ruimte voor discussie, zodat niet alle functionele voedingsmiddelen onder deze regeling vallen en fabrikanten niet verplicht zijn dit veiligheidsonderzoek te allen tijde uit te voeren. Een punt van aandacht daarbij is het risico van overdosering door de consument. Om deze overdosering te voorkomen zijn door de Europese Voedselveiligheid Autoriteit (E.F.S.A.) aanvaardbare bovengrenzen (aanbevolen maximum hoeveelheid per dag) opgesteld voor vitamines en mineralen en andere bioactieve stoffen, zoals plantensterolen. Voor plantensterolen is een bovengrens van 3 gram per dag vastgesteld. De margarine Becel pro-activ bevat bijvoorbeeld volgens opgave van de fabrikant 0,75 gram per portie. Bij een consumptie van 4 boterhammen besmeerd met deze margarine wordt dus de maximale dosis al bereikt. Het is dus van belang dat consumenten zich hiervan bewust zijn en bij hun voedingspatroon rekening houden met de door de fabrikant geadviseerde dagelijkse hoeveelheden. Vooral bij het gebruik van verschillende producten met dezelfde werkzame stof is er het risico van overdosering.
De omzet van voedingsmiddelen met een gezondheidsclaim groeit met 10 tot 20 procent per jaar. Van de Nederlandse huishoudens gebruikt 10 procent wel eens de margarine Pro-Activ. Het totale percentage van het gebruik van producten met een gezondheidsclaim zal nog beduidend hoger liggen en de komende jaren alleen nog maar verder stijgen evenals het aantal gezondheidsclaims waar fabrikanten zich op zullen gaan beroepen.